Woonlasten (lokale lasten)

OZB

De heffingsgrondslag voor de onroerendezaakbelastingen (OZB) is de totale WOZ-waarde van de onroerende zaken, oftewel de WOZ-capaciteit. Deze wordt vastgesteld volgens de regels van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor 2023 gelden de WOZ-waarden met als waardepeildatum 1 januari 2022. De OZB wordt berekend naar een percentage van de WOZ-waarde van de onroerende zaak.

Tariefsaanpassing 2023
Tot en met 2019 gold als enige restrictie voor de opbrengst OZB de macronorm. Deze is in 2020 vervangen door de benchmark lokale lasten. Voor de resultaten van de benchmark 2022 verwijzen we naar het onderdeel Benchmark lokale lasten in deze paragraaf.

De OZB kent drie tarieven, namelijk die voor eigenaren van woningen, eigenaren van niet-woningen en gebruikers van niet-woningen. De tarieven worden berekend door de begrote opbrengsten van de onderscheidenlijke tariefgroepen te delen door de geschatte belastingcapaciteit (totale WOZ-waarden) van die groepen. Hieruit volgen percentages. Het percentage vermenigvuldigd met de WOZ-waarde geeft aan welk bedrag aan OZB verschuldigd is.

De geschatte belastingcapaciteit wordt als volgt bepaald. Basis is de jaarlijkse CBS-beschikking over de belastingcapaciteit, die ook gebruikt wordt voor de bepaling van de algemene uitkering. Deze beschikking heeft als peildatum 1 januari 2022. Daarbij vermelden we dat er sprake is van gemiddeld een stijging van 16,3% op woningen ten opzichte van 2022. Bij niet-woningen is dat door de gemeentelijke belastingdienst ingeschat op 0,8%. De totale behoefte aan met name kantoor- en winkelruimte daalt. Verder geldt voor het bepalen van de belastingcapaciteit gebruik niet-woningen dat rekening wordt gehouden met leegstand. Het is voor gemeenten echter ondoenlijk om elk jaar alle onroerende zaken één voor één af te gaan om ze ter plaatse te waarderen. Gemeenten werken daarom met geautomatiseerde taxatiemodellen, waarin alle kenmerken van een onroerend zaak zijn opgenomen.

Areaaluitbreiding leidt tot nieuwe kosten voor beheer van en onderhoud aan de openbare ruimte aldaar. Deze kosten worden jaarlijks meegenomen in de afwegingen voor de gewenste totale opbrengst. Hoewel er verschuivingen zijn in de samenstelling van de ramingen is er aanvullend een meeropbrengst geraamd voor het areaal niet-woningen. Dat komt omdat in eerdere meerjarenbegrotingen al was geanticipeerd op netto-areaaluitbreiding van woningen.

Voor 2023 zijn de begrote opbrengsten van de drie voornoemde groepen ten opzichte van 2022 verhoogd vanwege bovengenoemde areaaltoename en met 6,3% inflatie.

Deze pagina is gebouwd op 10/11/2022 07:35:09 met de export van 10/11/2022 07:21:33